Open menu

RisottoSommige dingen weet iedereen. Dat je risotto heel voorzichtig moet klaarmaken, met steeds een klein slokje bouillon en onder continu roeren. Vegatopia vraagt zich af: moet dat nou écht?

Risotto is heerlijk en verfijnd. Typisch zo'n gerecht om je nieuwe liefde mee te imponeren, of je eeuwige liefde. Helaas is risotto maken ook nogal wat werk. Want je moet de rijst heel langzaam gaar laten worden, steeds weer een slokje bouillon geven en vooral continu blijven roeren.

Toch? Of kan het ook minder ingewikkeld? Vegatopia's testteam testte het uit!

We nemen twee gelijke koekenpannen, twee gelijke gaspitten en twee ons risottorijst. Vialone nano - de absolute toprijst onder risottoyuppen. En Italianen, naar het schijnt. Als er verschil te proeven is, herhalen we de test met supermarktrisottorijst. Als we bij deze rijst geen verschil proeven, zou het dan bij een mindere kwaliteit rijst uitmaken? We denken van niet, maar zien wel een tweede risottotest voor ons: proeven we verschil tussen dure yuppenrijst en overal verkrijgbare supermarktrisottorijst?

Champignonrisotto is favoriet in huize Maartje, dus we beginnen met een handje gedroogde paddestoelen in een kopje heet water te zetten. Ook snijden we een bakje champignons in stukjes en bakken ze in een derde pan, lekker bruin. We koken een halve liter water en lossen er een paddestoelenbouillonblokje in op. De geweekte paddestoelen knijpen we uit, het weekvocht gaat bij de bouillon en de paddestoelen zelf mocgen bij de champignons wachten tot ze aan de beurt zijn.

Vervolgens snijden we een uitje fijn en raspen we een stukje Parmezaanse kaas. Normaliter zouden we dat soort dingen tijdens het koken doen, maar nu willen we onze handen vrijhebben voor groots geroer.

In onze identieke testkoekenpannen verhitten we een even grote scheut olijfolie. (Boter kan ook, maar we hebben het niet in huis. Zonnebloemolie is vies.) We bakken in elke pan de helft van de ui, tot deze glazig ziet. Daarna gooien we in elke pan een ons risottorijst. We roeren in beide pannen en laten de rijst een minuutje meebakken. Daarna zetten we de vuren hoog en gooien we in beide pannen een half glas witte wijn; het merendeel laten we wegborrelen. Vervolgens doen we in pan 1 de helft van de bouillon en in pan 2 een klein scheutje.

Pan 1 laten we nu met rust, in pan 2 roeren we er lustig op los. Steeds als pan 2 droog dreigt te koken, doen we er een scheutje bouillon bij. Pan 2 heeft iets meer bouillon nodig dan pan 1, de ongeroerde. En de ongeroerde risotto in pan 1 is een paar minuten eerder gaar.
Als de rijst gaar is, voegen we aan elke portie de helft van de kaas en de helft van de champignons-en-geweekte-paddestoelen toe.

En dan kan het proeven beginnen. Twee borden, twee pannen, twee proevers. Het resultaat? Nauwelijks verschil. Wie heel graag wil kan in de geroerde versie iets lossere korrels ontdekken, waar de niet-geroerde net een tikje meer één massa is geworden. Maar als we maar één versie hadden gehad, hadden we niet geweten welke welke was.

Conclusie? Er is nauwelijks verschil tussen wel- en niet geroerde risotto. Wie zijn lief wil imponeren kan beter een stoer verhaal vertellen terwijl de risotto vanzelf lekker wordt.

the Kitchenary

horecarama